De Boerenbond herstructureert

In de tweede helft van de jaren 1960 was het voor de Boerenbondleiders duidelijk dat hun organisatie dringend nood had aan herbronning. De organisatie moest zich zien aan te passen aan de snel wijzigende landbouw- en plattelandscontext indien ze haar invloed blijvend wilde garanderen. Een ontdubbeling drong zich op. Enerzijds wilde men de professionele boeren blijven ondersteunen met adviezen over bedrijfsvoering. Anderzijds wilde men de hele plattelandsbevolking bereiken met een socio-culturele activiteiten. Die tweede groep moest als het ware een schild vormen rond de eerste.

Schema organisatiestructuur Boerenbond voor en na 1972, 1971 - 1972, Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG).

Nood aan herbronning

De naoorlogse mechanisering, schaalvergroting en specialisering in de landbouw zorgden voor aanzienlijke productiviteitsstijgingen. Het aantal ondernemingen daalde pijlsnel en het landbouwareaal viel terug. De actieve landbouwpopulatie verminderde en verouderde snel. Boerenzonen en –dochters trokken weg uit de landbouw richting industrie en dienstensector.

Maar ook het platteland zelf onderging drastische wijzigingen. De moderne transportmiddelen stelden de rurale regio’s open voor niet-landbouwfuncties zoals wonen, industrie en recreatie. De plattelandsbewoners moesten steeds meer rekening houden met nieuwe, niet-agrarische buren.

Foto's "hoe het niet moet" in de campagne Jaar van het Dorp, oktober 1977, Infodoc - Informatie- en documentatiecentrum van Boerenbond en Landelijke Gilden.

Keuze voor een dubbele ledenstructuur

Concreet waren het vooral de krimpende boerenbevolking, de uitholling van het ledenbestand door ‘papieren’ lidmaatschappen, de beginnende specialisatietendens en de concurrentie van de nieuwe landbouworganisatie ABS (Algemeen Boerensyndicaat, 1962) die de Boerenbond aanzetten tot een aanpassing van de organisatiestructuren.

Uiteindelijk viel in 1971 de keuze op een splitsing van de ledenstructuur in een beroepsorganisatie met bedrijfsgilden, Agra- en Groene Kringen enerzijds, en een Landelijke Beweging met landelijke gilden, KVLV- en KLJ-afdelingen anderzijds.

Grondkeure van de Belgische Boerenbond, 1972, Infodoc - Informatie- en documentatiecentrum van Boerenbond en Landelijke Gilden.

Een brede Landelijke Beweging

De keuze voor een brede Landelijke Beweging die openstond voor alle plattelandsbewoners kon helpen om de invloed van de organisatie in stand te houden, zeker met het oog op het krimpende aantal boeren. Maar er was meer. Zich louter concentreren op een professionele modernisering van de landbouw, zonder aandacht voor sociaal-culturele vorming of een breder publiek, zou op termijn de verschillende afdelingen van de Boerenbond alleen maar uit elkaar drijven.

De herstructurering van de Boerenbond was deels geïnspireerd door het succes van de Boerinnenbond en KLJ die hun deuren al veel vroeger voor de brede plattelandsbevolking hadden opengezet. ABB en CERA, twee van de grootste ‘economische afdelingen’ van de Boerenbond wilden zo bovendien meer klanten werven.

Geïnspireerd door de rurale sociologie werd gekozen om voortaan ook de boer als mens en niet enkel als bedrijfsleider centraal te stellen. In het toenmalig populaire sociaal-cultureel vormingswerk voor volwassen vond de Boerenbond een interessante, zinvolle en verdedigbare reden gevonden voor de verbreding van hun publiek.

De economische structuur van de Boerenbond, 1978, KADOC - KU Leuven; Boerenbond.

Meer democratie binnen Boerenbond

De ontdubbeling van de organisatie werd in 1971 vastgelegd in een nieuwe statuten, de zogenaamde Grondkeure. Parallel met de groeiende vraag naar inspraak en participatie van de late jaren 1960 was de nieuwe structuur duidelijk meer democratisch opgebouwd.

De beroepsorganisatie werd van onderuit naar boven opgevat als een zuivere producentenorganisatie met een getrapte afvaardiging tot in de top. Lokale bedrijfsgilden waren vertegenwoordigd in arrondissements- en provincieverbonden, gespecialiseerde bedrijfsgilden en provinciale en nationale vakgroepen. Deze trapsgewijze democratie, met ook vertegenwoordigers van de Agra- en Groene Kringen, mondde uit in de Bondsraad, het ‘parlement’ van de Boerenbond.

De Landelijke Beweging bleef voorlopig op een top-down manier geleid. De Provinciale en Nationale Adviesraden hadden wel advies- maar nog geen echte beslissingsbevoegdheden.

Schema besluitvoming Boerenbond na 1972, 1972, Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG).

Terug naar boven