Cultuur in de Boerenbond

Van bij zijn oprichting in 1890 wilde de Boerenbond zijn leden méér bieden dan louter professionele ondersteuning. Via morele hulpverlening streefde de organisatie ernaar om de boeren tot een ‘hoger niveau’ te tillen, geheel volgens de tijdsgeest in de verzuilde maatschappij. Toch stonden de materiële belangen voorop in de Boerenbond: een boer diende eerst fatsoenlijk zijn brood te verdienen voor er naar volksverheffing kon worden gestreefd.

Personeelsuitstap Boerenbond naar Bokrijk, 2 augustus 1928, KADOC - KU Leuven; Boerenbond.

Cultuur in de Boerinnenbond en BJB

In 1911 zag de Boerinnenbond het licht, in 1928 de Boerenjeugdbond en drie jaar later de Boerinnenjeugdbond (beide afgekort als BJB). Die spitsten zich meer toe op sociaal-culturele vorming. De Boerinnenbond was vooral gekend om haar familiale initiatieven zoals voordrachten en korte leergangen over koken, handwerk, opvoeden, verplegen, verfraaiing van de hoeve, was en strijk en de gezinsactie voor jonge moeders en jong- en langer gehuwden.

In de BJB ging niet alleen veel aandacht uit naar sport en spel maar ook naar toneel, zingen, welsprekendheid, dansen en verloofdencursussen. Door het succes van de gezinswerking en met het oog op het dalende aantal professionele boeren, trokken de vrouwen- en jeugdorganisaties van de Boerenbond steeds meer plattelandsvrouwen en –jongeren aan uit gezinnen waar landbouw niet voor het hoofdinkomen zorgde.

De naamsverandering van BJB naar Katholieke Landelijke Jeugd, kortweg KLJ, in 1965 maakte officieel duidelijk dat de jeugdorganisatie zich openstelde voor alle plattelandsjongeren.

Inmaaklessen, 1919 - 1945, KADOC - KU Leuven; KADOC - KU Leuven.

Landbouw in de Boerenbond

De brede doelgroep en de sociaal-culturele werking van de Boerinnenbond en BJB contrasteerden sterk met de bijna zuivere beroepswerking van de Boerenbond. Tot de jaren 1960 stond het merendeel van de activiteiten er rechtstreeks in het teken van landbouw.

Deze tegenstelling stond symbool voor de algemene opvatting binnen de Boerenbond dat de vrouwen en de jeugd – vooral de meisjes – van ‘nature uit’ gevoeliger waren voor sociale aangelegenheden en cultuur. Terwijl de mannen vooral bezig waren met hun werk op de boerderij, waren de vrouwen ‘meer ontvankelijk voor cultuur’.

Zaaimachine getrokken door paarden, 1970, WESTHOEK verbeeldt; Beeldbank Heuvelland Verbeeldt.

Een nieuwe culturele wind

Een generatiewissel aan de top van de Boerenbond en het aantrekken van steeds meer hoogopgeleide en voor het eerst ook sociologisch geschoolde medewerkers, bracht een verandering met zich mee. Voor het eerst ontwikkelde er zich ook in de Boerenbond een toenemende belangstelling voor cultuur en de bredere maatschappij. De oprichting van de Kultuurdienst in 1957 is daar het meest sprekende voorbeeld van.

Artikel in De Boer over de boer en zijn gezin, 1960-07 - 1960-12, KADOC - KU Leuven; Boerenbond.

Een culturele duizendpoot

De drijvende kracht achter de Kultuurdienst was Hein Nackaerts. Als opziener of reizend personeelslid van de Boerenbond, kwam hij kort na de Tweede Wereldoorlog in contact met vele plaatselijke gilden. Hij werd getroffen door het gebrek aan sociaal-culturele initiatieven van de Boerenbond. Binnen en buiten de Boerenbond wierp hij zich op als cultuurpionier.

Nackaerts is bij het grote publiek vooral gekend door zijn rol als regisseur van het druk bekeken televisieprogramma ‘Voor boer en Tuinder’, waarvoor hij van 1959 tot 1978 in totaal 353 afleveringen samenstelde en regisseerde.

Hein Nackaerts tijdens panelgesprek in Kortrijk, 1964, KADOC - KU Leuven.

De eerste sociaal-culturele verwezenlijkingen

De eerste verwezenlijkingen van de Kultuurdienst hadden vooral te maken met klassiek culturele elementen als toneel, literatuur, dans, muziek en film. Plaatselijke boerengilden konden filmvoorstellingen of voordrachten over bijvoorbeeld ‘de boer in de literatuur’ programmeren. De Kultuurdienst wilde echter evengoed inzetten op aspecten van de bredere sociaal-culturele vorming.

De dienst had met name ook aandacht voor de vormgeving van tentoonstellingen, een verzorgde lay-out van het drukwerk in de Boerenbond, de ‘culturele’ aankleding van de kantoren en gildelokalen, maar ook voor wooncultuur en gezinswerking, twee thema’s waarin de Boerinnenbond al eerder ervaring had opgebouwd.

Deze brede cultuuropvatting paste volledig in de kenmerkende verruiming van het cultuurbegrip en de democratisering van cultuur van het Vlaamse cultuurbeleid in de jaren 1960.

Boekje Thuis in de veranderende samenleving, 1967, KADOC - KU Leuven; Boerenbond.

Een voorafspiegeling van Landelijke Gilden?

De Kultuurdienst zocht halverwege de jaren 1960 expliciet aansluiting bij het boomende sociaal-cultureel werk. De oorspronkelijke doelstelling ‘meer aandacht voor cultuur in de Boerenbondorganisaties’ was verbreed tot ‘sociaal-cultureel werk’ en de Boerenbondorganisatie was vervangen door de hele plattelandsbevolking.

De Kultuurdienst zorgde er inderdaad voor dat er meer aandacht kwam voor cultuur en voor de ‘boer als mens’. Toch was de werkelijke impact relatief beperkt. De Boerenbond bleef in de allereerste plaats bezig met de professionele begeleiding van zijn leden.

Foto tentoonstelling De Gilde Leeft, 1950 - 1955, KADOC - KU Leuven; Boerenbond.

Terug naar boven