Van ingrediënt tot voorbereide maaltijd

Over een periode van 65 jaar is het assortiment van producten enorm uitgebreid. Onder meer de introductie van zelfbediening, nieuwe verpakkingswijzen en de globalisering spelen daarbij een rol. Daarnaast ontstond een geheel aparte marktniche voor voorbereide waren (bijvoorbeeld kant-en-klare mosselen) en bereide maaltijden.

Aanbod van soep, kip, vol-au-vents en conserven in 'De Kaasmolen' in Merksem, 1980 - 1989, Collectie familie Diels.

Wegen en verpakken

Wanneer men in de jaren 1950 een buurtwinkel binnen stapte, werd men bediend door één van de eigenaars of winkelmeisjes. Zij overliepen samen met de klant het boodschappenlijstje en namen de gewenste producten uit het rek. Veel van de producten kwamen in de winkel aan in bulk. Bloem, suiker, koffie, enzovoort werden bijgehouden in grote bakken of blikken dozen. De winkelier woog de gewenste hoeveelheid af en verpakte die in papieren zakjes, krantenpapier of flessen. Charcuterie en kaas werden voor de klant afgesneden.

Klanten kwamen naar de buurtwinkel voor een product, niet voor een merk. Ze vertrouwden erop dat de winkel van hun keuze een bepaalde prijs-kwaliteit bood.  De winkelier koos daarom zijn assortiment zorgvuldig uit. De onderlinge concurrentie tussen merken was daardoor minder in de winkelrekken te bemerken.

Agnes Huysmans (kruidenier): “Vroeger was alles los. Mijn ouders moesten nog alles verpakken, zelfs olie en groene zeep. Mensen namen dan een fles mee om de olie in te doen. Voor groene zeep namen ze een vuile handdoek mee: die moest toch nog gewassen worden en zo werd er aan zeep bespaard. Maar ook suiker en zout was allemaal los … Mensen vroegen om een product: een pak suiker, een pakje dit of dat. Maar ze vroegen nog niet naar een merk. Stilaan veranderde dat. Dan had je een hele serie artikelen van hetzelfde. Waspoeder bijvoorbeeld: dat ging van kleine tot heel grote verpakkingen. Daarvoor had je opslagplaats nodig, maar dat had ik niet in mijn winkel.

Interieur en personeel van kruidenier Karel Van Leemput en Kinderen. 1953, Collectie familie Van Leemput.

Van boterham tot broodje

Na WO II gingen steeds meer vrouwen buitenshuis werken. Zo bleef er echter minder tijd over voor boodschappen en koken. Handige winkeliers begonnen daarom te experimenteren met enkele vooraf gemaakte bereidingen. Zo boden beenhouwers en kaaswinkels wel eens belegde broodjes aan. Het bleek aan te slaan bij studenten en personeel uit de omgeving. Ook de bereide slaatjes waren een succes.

Tal van winkeliers vertellen hoe ze vanaf de jaren 1970 ook gerechten verkochten in hun winkel: van soep tot kroketten en van rode kool tot stoofvlees. Hier en daar deden ook exotische gerechten zoals pizza of moussaka hun intrede.

Annie Diels (kaasverkoopster): “Een vriend van mijn vader had een winkel in de Nationalestraat. Hij vertelde dat hij kroketten verkocht en dat dat goed liep. Wij zijn daar ook mee begonnen: aanvankelijk rolden we ze nog met de hand, later kochten we er een machine voor aan. Op een week verkochten we zo’n 4000-5000 verse kroketten … Later verkochten we ook nog andere bereidingen zoals slaatjes, soep, kip Hawaï of lasagne. Ik ging overal kijken en nam dan ideeën mee. Zo zijn we ook met pizza’s begonnen. Die kon je toen nog nergens anders vinden. In het begin hadden ze nog een bodem van bladerdeeg. De pizzabodems zoals we ze nu kennen, zijn later pas gekomen. Een bakker maakte daarvoor de bodems en De Kaasmolen zorgde voor de vulling.” 

Toonbank met schaaldieren en visbereidingen van vishandel 'De Garnaal' in Borgerhout. 1963, Collectie familie Jannes.

Inspiratie bij leveranciers en vakverenigingen

Omdat de eerste bereide maaltijden zo goed aansloegen bij het cliënteel, begon de Koninklijke Antwerpse Beenhouwersbond zijn leden bij elkaar te brengen voor kookworkshops. De beenhouwers wisselden recepten uit en er werden kookdemonstraties georganiseerd in de lokalen van de Beenhouwersbond.

De verenigingen van Keurslagers en Fijnkostslagers organiseerden proeverijen en moedigden daarbij een uitwisseling van succesvolle bereidingen onder hun leden aan.

Leveranciers zagen het commercieel succes in van kookworkshops en het uitwisselen van recepten. Het gaf hen de kans om specifieke producten in de markt te zetten, nieuwe kruidenmengelingen aan de man te brengen, enzovoort. Zij namen daarbij stilaan de educatieve rol over van de vakverenigingen.

Hoewel bij de bakkers er niet echt sprake was van een overschakeling naar bereide maaltijden, droegen ook daar de groothandelaars in bloem en specerijen bij aan een diversifiëring van het aanbod. Door nieuwe mengelingen aan te bieden, stimuleerden ze de introductie nieuwe types brood en gebak.

Ewald De Keyser (beenhouwer-traiteur): “In de Lange Lobroekstraat was een auditorium van de Koninklijke Antwerpse Beenhouwersbond. Daar werden lessen georganiseerd: bijscholing, avondschool en zo meer. Zo organiseerden ze eens een cursus uitsluitend voor de leden van de beenhouwersbond. Die werd bekend gemaakt via de Belgische Beenhouwersbond. Er kwamen toen mensen van West-Vlaanderen, Limburg en Wallonië naar Antwerpen. Ik heb in totaal voor een 200 man verschillende sessies moeten geven.”

Auditorium van de Koninklijke Antwerpse Beenhouwersbond. 1995 - 1999, Collectie familie De Keyser.

Zelfbediening

Met de opkomst van de supermarkten vanaf het einde van de jaren 1950, leerden klanten stilaan het begrip zelfbediening kennen. Ze konden daardoor zelf hun aankopen uit de rekken nemen en hun keuze tussen verschillende merken maken. Het betekende ook dat meer producten voorverpakt en in vaste hoeveelheden werden aangeboden. Lange tijd bleven er nog wel verstogen voor kaas en charcuterie.

De zelfstandigheid en keuzevrijheid van de klanten had impact op de werking van heel wat buurtwinkels. Kruideniers en groentewinkels kopieerden stilaan het concept van self-service, maar boden het voordeel aan de klant om enkele producten in de gevraagde hoeveelheid te verkopen. Samen met het persoonlijke contact, bleef de verkoop-op-maat één van de grootste troeven van bakkers, beenhouwers en vishandelaars.

In de jaren 1990 kochten supermarkten alsmaar meer lokale kruideniers op. De winkeliers bleven zelf meer dan eens in hun winkel staan, maar moesten zelf minder financiële risico’s aangaan. De ketens voerden intussen de concurrentie met de kleinhandel op door onder andere opnieuw verstogen in te voeren, alsook door de verkoop van industrieel voorbereide maaltijden.

Ludo Van den Maegdenbergh (uitbater supermarkt): “De klanten vonden het zeer raar dat ze zelf producten mochten nemen. Het was een zelfbedieningssupermarkt: ze hebben moeten leren dat ze zelf een winkelmandje mochten nemen. Ik heb mijn ouders horen vertellen dat er in de beginperiode enkele klanten bleven vragen: wilt ge dat voor mij nemen?’ 

Reclamefolder met promotie van zelfbediening in UNIC Zandvliet. 1967, Collectie Ludo Van Den Maegdenbergh.

Winkelier versus traiteur

Vanaf de jaren 1980 zijn de bereide maaltijden helemaal ingeburgerd. Enkele winkeliers verwijzen daarbij naar het groeiende aantal alleenstaanden, die niet dagelijks voor zichzelf willen koken.

Tegenwoordig krijgen kleinhandels steeds meer vraag voor buffetten of menu’s voor grotere groepen. Deze vraag heeft een extra impuls gekregen door de opkomst van modefenomenen als de barbecue, fondue en gourmet. Maar ook de feestdagen rond Pasen, Kerstmis en Nieuwjaar zijn hiervoor een drukke periode.

Sommige beenhouwers en vishandelaars kozen er daarom voor om de omschakeling te maken naar traiteur. Enkelen bieden zelfs buffetten aan met personeel. Bestellingen worden telefonisch of online gemaakt. Anderen winkeliers vinden het dan weer handig om beide activiteiten op elkaar af te stemmen: het persoonlijk contact blijft belangrijk. Bovendien vullen de producten verkocht door de winkel en traiteur elkaar netjes aan.

Ewald De Keyser (beenhouwer-traiteur): “Ik ben naar de Lange Stuivenbergstraat gekomen in 1979-1980. Na twee jaar heb ik de winkel en het atelier helemaal veranderd. We hebben ons toen meer toegelegd op panklare gerechten en traiteur: stoofvlees, goulash, gebraden kip, … Op zondag hadden we toen bijna 400 klanten. Rond Kerstmis hadden we in goede jaren rond de 1000 bestellingen voor Kerstmis. … We hebben de winkel stop gezet net voor 2000. Dan ben ik me gaan specialiseren in feesten aan huis. Ik heb toen nog een jaar bestellingen aangenomen voor barbecues en Kerstmis. Maar dat werd steeds moeilijker omdat er overschotten bleven bij kleine bestellingen.

Menukaart voor kerstbuffetten bij Keurslager Michielsen. 2015, Collectie Dieter Smeulders.

Auteur

Sofie De Ruysser studeerde Kunstwetenschappen en Wijsbegeerte aan de KU Leuven en Cultuur-management aan de UAMS. Ze werkt als erfgoed-coördinator districten in het MAS | Museum aan de Stroom. Ze legt de contacten met en tussen diverse culturele en erfgoedspelers in Antwerpen met het oog op onderlinge netwerking, expertisedeling en ondersteuning. Sofie coördineerde enkele projecten in functie van de versterking van erfgoed-gemeenschappen en de wisselwerking tussen de stad en het MAS.

'De winkel om de hoek’ werd gerealiseerd dankzij de inzet van de Winkelverkenners: een team van dertien vrijwilligers. Zij gingen samen met het MAS het gesprek aan met 63 winkeliers van vroeger en nu. Er werden 57 interviews afgenomen die de ruggengraat vormen van het project, aangevuld door documentatiemateriaal van de winkeliers, de Antwerpse heemkringen, PIVA en de Koninklijke Antwerpse Beenhouwersbond.

Campagnebeeld van de mini-expo ‘De winkel om de hoek’ in Merksem. 2015, Stad Antwerpen.

Terug naar boven