Werken in de moestuin: vroeger en nu

De handelingen en hindernissen in moestuinen zijn al eeuwenlang dezelfde. Daarom zit er heel wat herkenbaarheid in moestuingeschiedenis. Maar tegelijk is er ook constante evolutie. Welke nieuwe gewassen werden verwelkomd in Vlaamse moestuinen en welke raakten vergeten? Hoe transformeerde het gereedschap? Hoe ging men om met ongewenste dieren en hoe voedde men de bodem?

Familie aan het werk in hun moestuin, Hollogne-aux-Pierres, Clement Déssart, 1942 © KIK-IRPA, Brussels, M286067, www.kikirpa.be.

Nieuwe en vergeten groenten

Nieuwe handelsroutes, migratie en oorlog brachten nieuwe gewassen. Aan het einde van de 15de eeuw kwamen tomaten, pepers, paprika, mais, aardappelen en courgettes vanuit Amerika. In de 16de eeuw deden onder andere bloemkool, spruiten, komkommer, artisjokken en pompoenen hun intrede. De eerste eeuwen lieten enkel elites deze gewassen in hun moestuinen telen. Er was tijd, geld en experiment nodig om ze aan het Europese klimaat en de bodem aan te passen. De verwerking ervan in gerechten was een blijk van status. 

Na de Tweede Wereldoorlog konden meer Vlamingen op reis en zuiderse groenten werden jaarrond in de winkels beschikbaar. Moestuiniers hadden de mogelijkheid om deze uitdagendere soorten zoals tomaten, paprika en aubergine uit te proberen.

Vandaag zorgen experimenten met teeltkruisingen voor nieuwe soorten in de moestuin, zoals paarse bloemkolen of zoetere tomaatjes. Tegelijk groeit de interesse voor oude of ‘vergeten’ groenten: die zijn robuuster en vertellen een lokaal verhaal.

Marktkramer op de Zuivelbrug met zaden en plantgoed, Gent, circa 1892-1893, fotograaf Arnold Vander Haeghen. Collectie Huis van Alijn. 

Gereedschap

Wanneer mensen gewassen gingen telen, maakten ze op verschillende plaatsen in de wereld gelijkaardige gereedschappen. Die werden doorheen de tijd beter en handiger. Maar de basisvormen bleven eeuwenlang bestaan. 

In de 19de eeuw werd gereedschap specifieker afgestemd op het werk voor bepaalde teelten. De kwaliteit van gereedschappen was rond 1900 zeer hoog dankzij de combinatie van handgemaakte, mooi afgewerkte stelen en industrieel metaal. Vandaag zijn er moestuiniers die nog steeds oude werktuigen verkiezen omdat ze duurzaam en verfijnd zijn. 

De laatste decennia verdwenen een aantal werktuigen die specifiek voor bepaalde teelten bestemd waren. Moestuiniers maakten er gebruik van maar ze bestonden voornamelijk voor kleinschalige tuinbouwers, die in aantal afnamen. 

Improvisatie typeert moestuiniers: ook met weinig werktuigen kon en kan je een moestuin realiseren. En heel wat moestuiniers bricoleerden zelf gereedschap om het werk nóg beter af te stemmen op de teeltsituatie en hun voorkeuren.

Klauw / krauwel. © Mark Dusar, collectie Kasteel Hex.

Zorg voor de bodem

Een rijke bodem zorgt voor gezonde planten en een goede opbrengst. Lange tijd gebruikten moestuiniers organisch materiaal of compost. De natuur inspireerde allicht: afgestorven bladeren en vruchten leggen een vruchtbare laag op de bodem. Archeologische vondsten tonen dat mensen duizenden jaren geleden tussen rottend materiaal plantten. Dierlijke mest was een belangrijke aanvulling. 

Na de Tweede Wereldoorlog hadden minder gezinnen kleinvee in de tuin. Daardoor was er minder dierlijke mest beschikbaar. In die periode daalden de prijzen van kunstmeststoffen. Moestuiniers schakelden erop over. Pas later werd duidelijk dat de bodem er op lange termijn door verarmde.

Vandaag is ecologisch tuinieren steeds meer in zwang. Een grotere kennis over het bodemleven met regenwormen en schimmels die de bodem zélf voeden, zet moestuiniers aan om een woelvork te gebruiken en de bodem niet om te spitten. Compost is opnieuw een veelgebruikte voeding.

Tijdschrift De Vooruitziende Tuinier, vol. 14, 1913, Brussel. Collectie Bibliotheek Plantentuin Meise, eigendom van de Belgische staat, permanente bruikleen aan het Agentschap Plantentuin Meise. 

Omgaan met dieren, ziekten en onkruid

Ongewenste dieren en onkruid baarden ook vroeger moestuiniers zorgen. Tot herbiciden en pesticiden werden uitgevonden waren er talloze truckjes om netels, duiven, slakken en insecten die schadelijke ziekten overbrachten, te weren. Deze sproeistoffen spelen nog niet zo lang een rol, maar zorgden er mogelijks voor dat oudere praktijken in onbruik geraakten.

Tot eind jaren 1940 promootte het Werk van den Akker samen met Union Chimique Belge sproeistoffen. In 1959 werd een wet gestemd om het gebruik te beperken. De volkstuinvereniging raadde het gebruik niet af en bleef reclame publiceren maar raadde aan om selectief en met de ‘minst giftige producten’ te sproeien.

Vandaag wordt er minder gesproeid. Daardoor gaat er noodgedwongen meer aandacht, tijd en creativiteit naar bestrijding. Dat gaat van wieden en hakken of schoffelen tot bedekken van bodem met karton, zeildoek of houtsnippers om onkruid tegen te gaan. Met teeltwissel en misleidende geurtechnieken is het mogelijk om insecten en dieren te slim af te zijn.

Handsproeispuit © Mark Dusar, collectie Kasteel Hex.

Terug naar boven