In de jaren 1960 leidde de zoektocht naar goedkope en laaggeschoolde arbeiders om in de mijnen en in andere zware industrieën te werken tot een grote migratiestroom. Eerst kwamen de arbeiders nog van de nabije streken maar al gauw werden buitenlandse gastarbeiders aangetrokken via regeringsakkoorden met verschillende landen.
Dit was niet alleen een Belgisch verhaal. Ook andere West-Europese landen kenden een grote immigratie van gastarbeiders uit Naar de mijnstreek verschillende landen. De Turkse emigratie naar België gebeurde in drie golven.
Door de ontdekking van steenkool tijdens het begin van de 20ste eeuw veranderde Midden- en Noord-Limburg van een dunbevolkt gebied in een belangrijke industriële streek. Omdat er te weinig werkkrachten voorhanden waren, trok men ervaren mijnwerkers aan uit Centraal- en Oost-Europa. Na de Tweede Wereldoorlog moest de Belgische industrie worden heropgestart en was er een sterke nood aan nieuwe mijnarbeiders. In 1946 sloten België en Italië daarom een overeenkomst waarbij Italië gastarbeiders naar de Belgische mijnen stuurde in ruil voor steenkool.
Na de ramp in de steenkoolmijn van Marcinelle (1956), waar heel wat Italiaanse mijnwerkers het leven lieten, eiste de Italiaanse regering betere werkomstandigheden. België kon deze niet geven, waarop het akkoord met Italië afsprong en het rekruteringsgebied werd verlegd naar andere zuiderse landen. Ons land sloot zo in 1956 een bilateraal akkoord met Spanje, in 1957 met Griekenland en in 1964 met Marokko en Turkije. In 1969 volgde Algerije en in 1970 Joegoslavië.
Vanaf 1964 kwamen vele Turken aan in België als gastarbeider. Om te mogen afreizen moesten ze wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo lag de minimumleeftijd op 20 jaar en de maximale leeftijd op 35 jaar. De geschoolde arbeiders mochten tot 40 jaar oud zijn. Verder dienden ze fysiek in orde te zijn.
Eens aangekomen in ons land konden ze beroep doen op de gezinshereniging. Zo mocht de dichte familie een maand na de eerste werkdag van de gastarbeiders naar België overkomen om zich hier te vestigen. De grote toestroom aan familieleden bracht de nodige huisvestingsproblemen met zich mee. Als oplossing werden heuse tuinwijken gebouwd met vele arbeiderswoningen. Daarnaast besloten vele Turken om zich in België te vestigen omdat familieleden en vrienden hier ondertussen woonden.
Duizenden Turkse arbeiders gaven heel wat geld uit aan tussenpersonen en werkgevers om arbeidsvergunningen te verkrijgen. In 1971 verbleven er al meer dan 20.000 Turkse werknemers in ons land. De eerste migratiegolf liep tot midden jaren 1970.
Omwille van de oliecrisis van 1973 besloot de Belgische regering om in augustus 1974 de toestroom van buitenlandse werkkrachten een halt toe te roepen. Een regularisatie zorgde ervoor dat vele illegale arbeiders een arbeids- en verblijfsvergunning kregen. Toch bleef het aantal Turkse inwoners in België verder stijgen. De gezinshereniging werd immers verder gezet en het aantal geboortes lag hoger dan het sterftecijfer. In 1981 woonden reeds 63.580 mensen met de Turkse nationaliteit in België.
Vanaf 1980 begint de derde Turkse toestroom. Na de militaire staatsgreep van 1980 in Turkije vroegen veel Turken die tot bepaalde religieuze en etnische minderheden behoorden asiel aan in België. Daarnaast zorgde de huwelijksmigratie voor een verdere toestroom. In 1994 waren ze al met 92.272.
Vanaf de jaren 1990 is er een daling merkbaar doordat een groot aantal Turken de Belgische nationaliteit aannemen. Vandaag wonen er nog 40.000 mensen met Turkse nationaliteit in ons land. Ongeveer 200.000 Belgen hebben een Turkse achtergrond. De grootste Turkse gemeenschappen situeren zich in Gent, Antwerpen, Brussel en de (Limburgse) Mijnstreek.