Op de vlaschaard

Vlas oogt niet enkel mooi op de velden, het kent ook vele toepassingen.

Foto van vlasoogst, 1920 - 1955, Provincie West-Vlaanderen.

Een nuttige plant

De ranke, soepele vlasvezels dienen als grondstof voor linnen. En van het lijnzaad kan olie, verf en zeep gemaakt worden. Zelfs het afval gaat niet verloren. Eerst gingen de korte vezels (klodden) naar een touwslagerij en werden de gebroken stukjes stengel (lemen) aangewend als brandstof voor stookketels. Later ontdekte men dat de klodden ook gebruikt kunnen worden om papier te vervaardigen. Zo worden Amerikaanse dollarbiljetten tot op vandaag van vlas gemaakt.

De vlaschaard wordt gesleten, 1990, Provincie West-Vlaanderen

Lijnzaad

De zaaier maakt zijn keuze uit de verschillende soorten lijnzaad. Zo wordt een onderscheid gemaakt tussen het blauwbloemige zaaigoed dat erg fijne vlasvezels oplevert, en het witbloemige zaad dat grovere en meer resistente vezels geeft.

Vooral het blauwbloemige zaad werd in Vlaanderen courant gebruikt. Dit zaaigoed werd in de volksmond 'tonnezaad' of 'Riga-zaad' genoemd, omdat het in de 19de eeuw in ronde kisten uit de Baltische havenstad Riga naar Vlaanderen werd verscheept. Het was een erg kostbaar goed, en dus moesten de vlassers steeds op hun hoede zijn voor vervalsingen.

Lijnzaad, 2007, Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG).

Zaaien

In het voorjaar, tussen het einde van februari en mei werd het vlas gezaaid. 'Maarts vlas' stond garant voor vezels van zeer hoge kwaliteit. Maar, hoe vroeger men zaaide, hoe groter het risico. Enkele maartse of aprilse grillen konden immers roet in het eten gooien.

Vandaar dat het zaaien gepaard ging met tal van rituelen, wijdingen en bijgeloof. Veel vlassers togen bij voorkeur aan het werk op 25 maart, Onze-Lieve-Vrouw-Boodschap. In Frankrijk geloofde men dan weer: 'Pour garder de gelée le lin, semez le Vendredi-Saint!'.

Zaaien van het vlas op een vlaschaard in Meulebeke, 1925, Provincie West-Vlaanderen.

Wieden

Einde april was de tijd rijp om het onkruid op de vlaschaard te wieden. Indien dit niet zou gebeuren, dan kon de groei van het vlas belemmerd worden. Wieden was bij uitstek een vrouwenwerk. Goed ingeduffeld en op kousenvouten kropen de wiedsters op handen en voeten over de berijmde vlaschaard, en verwijderden ze het onkruid met de hand.

Dit was een lastig karwei. Toch was de sfeer op de vlasakker vaak uitgelaten: de wiedsters hadden nu de tijd om heel wat bij te praten en lieten de geruchten- (en roddel)molen op volle toeren draaien. Samen met het onkruid verlegden ze zo ook de geheimen van de parochie.

Een groep vrouwen wieden het onkruid op de vlaschaard, 1925, Provincie West-Vlaanderen.

Bloeien

Vlas bloeit normaal in de eerste helft van juni, en slechts gedurende enkele luttele uren. Niettemin is het een spectaculair en niet te missen schouwspel.

Soms stonden de bloeiende vlasschaards onbewegelijk onder een stralende hemel, of toverde de wind ze om tot uitgestrekte zeeën met golvende blauwe of witte baren. Befaamde streekdichters als Guido Gezelle en René De Clercq wijdden dan ook menig vers aan dit wonderlijke tafereel.

Vlaschaard in bloei, Natuurforum.

Verkopen

Meestal werd een partij vlas al op de vlasakker verkocht nog voor het gesleten was. Dat was een groot risico, omdat wispelturige weergrillen tijdens het slijten of het drogen de waarde van het vlas fors konden doen dalen.

Maar de angst voor onverwachte mededinging van andere kopers maakte de vlassers ongedurig. Anderen wachtten toch liever tot het vlas gesleten en gedroogd was, alvorens met behulp van een weegbrug een prijs te bepalen. Het vlas werd steeds 'op voet' (per hectare) of op gewicht gekocht.

Een voer vers gesleten vlas, 1970, Provincie West-Vlaanderen.

Terug naar boven