Als gevolg van de Agricultural Invasion, de toevloed van goedkope buitenlandse landbouwproducten, kent de Belgische landbouw een fameuze heroriëntering.
Het accent verschuift voorgoed naar de veeteelt en de tuinbouw, hoewel de akkerbouw aanvankelijk prominent aanwezig blijft.
Amerikaanse tractor van het merk Moline aan het werk op een veld in Wallonië, 1922, Centre d’archives de la Fédération Wallonie-Bruxelles.
Het gemengde landbouwbedrijf houdt nog grotendeels stand: in familieverband uitgebaat, steeds meer marktgeoriënteerd en overwegend kleinschalig. Tegelijkertijd worden vele boeren gedwongen om elders werk te zoeken: sommigen emigreren, anderen zoeken hun heil in seizoenarbeid, de meesten vinden werk in de heroplevende industrie en de groeiende administratie.
De landbouwer ziet ondertussen zijn arbeid in toenemende mate gemechaniseerd. Maar het is vooral op het vlak van wetenschappelijk onderzoek, voorlichting en onderwijs dat opmerkelijke inspanningen worden geleverd. De sector zelf onderkent het belang van samenwerking, wat resulteert in een veelvoud aan coöperaties, syndicaten en gilden. Het is evenwel pas na de Tweede Wereldoorlog dat de landbouw klaar is voor de grote sprong voorwaarts.
Door Yves Segers, Bert Woestenborghs en Jo Bekaert, 2004.
De landbouwbedrijven blijven begin twintigste eeuw overwegend kleinschalig en familiaal georganiseerd, maar zijn hoe langer hoe meer marktgeoriënteerd.
Door de stijgende welvaart en de groeiende afzetmogelijkheden van luxeproducten in de steden krijgt de kleine boer kansen om aan gezonde winstmarges zijn waar te slijten.
Als gevolg van de landbouw- en nijverheidscrisis tijdens het laatste kwart van de negentiende eeuw beproeven jaarlijks enkele duizenden Belgen hun geluk in het buitenland.
Vanaf 1890, nadat de industriële crisis stilaan bezworen lijkt, kent België een opvallende opkomst van de voedingsindustrie. Er is een heroriëntering van akkerbouw naar tuinbouw en een stijgende welvaart.
Stilaan en bijna geruisloos verdwijnen de landarbeiders en dagloners na 1900 uit beeld. Tallozen vinden in de industrie een nieuwe en alleszins beter betaalde job.
De boer kan door harde arbeid en inzet van alle familieleden het werk op het veld en in de stal rondkrijgen. Voor de grootste boerenbedrijven is het tekort aan landarbeiders de aanzet tot de eerste mechanisering.
De ontdekking door Liebig in 1839 dat planten niet alleen door natuurlijke, maar ook door kunstmatig samengestelde meststoffen kunnen worden gestimuleerd om te groeien, betekent zonder meer een revolutie in de landbouw.
Zowel de overheid als de verschillende boerenbonden promoten vanaf de eeuwwisseling sterk het gebruik van kunstmatige meststoffen.
Het Ministerie van Landbouw speelt een enorme rol in de voorlichting van de boeren. Ze organiseert voordrachten en tentoonstellingen, het aanleggen van proefvelden, de inrichting van staatslabo's voor de controle van grondstoffen en eetwaren.
De agrarische crisis van de late negentiende eeuw stimuleert de boeren om de krachten te bundelen. In eerste instantie verenigen zij zich om door samenaankoop lagere prijzen te bedingen. Tegelijk wordt het fenomeen van de vervalsing aangepakt.