Het standaardtype werkt de uitvlakking van regionale verschillen in de hoevebouw in de hand. Nochtans gaan vanaf 1977 binnen de Boerenbond stemmen op om de oude, streekeigen boerderijen te herwaarderen en op te nemen in het moderne landbouwbedrijf.
Het voortouw wordt genomen door professor Vic Goedseels aan het Centrum voor Agrarische Bouwkunde van de KU Leuven. Zijn studiewerk resulteert in de publicatie Hoeven op land gebouwd. Hij ijvert voor de renovatie van oude boerderijen als 'waardevol agrarisch bouwkundig erfgoed'.
Zijn pleidooi wordt kracht bijgezet door een tentoonstelling te Bokrijk in 1978 naar aanleiding van het Jaar van het Dorp. De commerciële kant van de Boerenbond gaat mee met de modernisering, de andere kant moet het erfgoed van de landbouwers vrijwaren. Niemand doet moeilijk over dat janusgezicht.
Architecturale authenticiteit is ook voor de Boerinnenbond geen punt van discussie. De Dienst Wonen problematiseert geenszins dat niet-landbouwers in een 'imitatieboerderij' gingen wonen of - omgekeerd - landbouwers in een 'imitatielandhuis'.
Integendeel, men moedigt dit fenomeen impliciet aan. De Dienst Wonen rapporteert bijvoorbeeld enthousiast en zonder de minste ironie over een prefab-woning in "typische boerderijstijl met kleine slagluiken, een vooruitspringende schouw in metselwerk en een pannendak", bewoond door een bediende en een doktersassistente.
Het enige spoor van discussie over authenticiteit is een oproep in Bij de Haard uit 1967. Toenmalig voorzitter Juliana Lievens peilt daarin naar de mening van de lezers na de voordracht 'Stijl en sfeer in ons gezinsleven'.
Terwijl de Boerinnenbond de mening is toegedaan dat er tussen een boerenwoning en een woning van een andere plattelandsbewoner geen verschil dient te zijn, menen sommige toehoorders dat de eigen aard van het boerenleven niet verloren mag gaan. Aangezien geen reacties op het artikel verschijnen, mag worden aangenomen dat de leden er niet wakker van liggen.
De Dienst Wonen blijft de focus leggen op adviezen bij het bouwen en inrichten van een degelijke, praktische en comfortabele woning ongeacht het uitzicht, en dit zowel voor landbouwers als andere plattelandsgezinnen. De bezorgdheid uit de beginjaren over de teloorgang van authentieke hoeven lijkt helemaal verdwenen.
In 1972 is Godelieve Van Cleemput (een nicht van Maria) verantwoordelijke geworden van de Dienst Wonen. Zij schippert noodgedwongen tussen haar eigen moderne smaak en de traditionele opvattingen van vele lezers. In het handboek De Landelijke Woning neemt ze noodgedwongen elementen op met een 'klassieke' vormgeving zodat alle leden iets naar hun gading vinden.
Pas in 1987 zal Van Cleemputs opvolgster, Gerda Mouton, de meervoudigheid van het begrip 'landelijk wonen' problematiseren: "Het roept bij verschillende mensen verschillende ideeën op. Velen denken spontaan aan een bepaalde vorm of een uiterlijk kenmerk of aan de fermette (namaakboerderijtje)".
In het handboek Met de natuur als buur onder haar redactie verwijst de term alleen nog naar de ligging van de woningen, met name een landelijke omgeving.
Het authenticiteitsvertoog loopt tot op vandaag door, al verloor het een deel van zijn moraliserend karakter. De beschrijving van fermette-esthetiek door cultuurfilosoof Lieven De Cauter in Het kleine lexicon uit 2003 is hiervoor typerend: "De esthetica van de kleine boerderij, een geliefkoosde naoorlogse bouwstijl voor villa's en bungalows, waarin mensen hun nostalgie naar een landelijk verleden projecteren. Belangrijk is dat het gaat over een onbestaande landelijke stijl, die een amalgaam is van rustieke elementen zoals trapgevels, mansardedaken, spitstorentjes. De gewassen oude bakstenen geven de fermette bij voorbaat iets onnatuurlijk, afgelikt, iets artificieel. De karrenwielen tegen de gevel, de smeedijzeren inrijpoorten, en de kasseien op de inrijlaan vervolledigen dat beeld van regressieve kitsch. Terwijl ze continuïteit suggereren, zijn de fermettes het beste bewijs van een totale breuk in de traditionele landelijke bouwstijl in Vlaanderen.".
Dr. ir. architect Els De Vos heeft als postdoctoraal onderzoeker aan de KU Leuven een doctoraat over wooncultuur in Vlaanderen neergelegd. Momenteel is ze als coördinator Scholenbouw en Ontwerpend Onderzoek verbonden aan de Artesis Hogeschool Antwerpen en doceert ze Architectuur- en Ontwerptheorie aan de Provinciale Hogeschool Limburg.