Lokale dranken onder stoom (1800-1880)

In 1851 publiceert de Franse ingenieur Georges Lacambre zijn toonaangevend handboek Traité complet de la fabrication des bières et de la distillation des grains. Het groeit in de negentiende eeuw uit tot een internationaal standaardwerk voor brouwers en stokers en bood wetenschappelijk en praktisch inzicht voor de verbetering en innovatie van bier en jenever.

Dat is handig als je weet dat België tot eind negentiende eeuw geen brouwscholen heeft. De kennis wordt er doorgegeven van meester op leerling zonder al te veel inzicht in de chemische processen. Waarom één handboek voor beide dranken? Dat kwam onder meer omdat een brouwer toen vaak ook zijn eigen jenever stookte.

Brouwerij De Neve in Sint-Gertrudis-Pede, met aangespannen trekpaarden, 1900 - 1940, Collectie Huber Avaux.

Een grondige terreinstudie van bier

Lacambre loopt school in de Parijse École centrale des arts et manufactures, een gerenommeerde school waar ook Gustave Eiffel studeerde. Naar eigen zeggen is hij ook professor in de industriële chemie aan de Brusselse École centrale. Daarnaast werkt hij in verschillende stokerijen en brouwerijen in Europa en dat jarenlange veldwerk levert hem inzicht in een toen nog grotendeels artisanale sector. 

Geen enkel ander land kent volgens Lacambre zo veel verschillende biersoorten en –smaken als België. De artisanale traditie in het land lijkt hem zelfs één van de best bewaarde geheimen van de Europese brouwerswereld.

Hij introduceert in zijn studie een aantal typische Belgische biersoorten en brengt deze naar eigen zeggen voor het eerst in kaart ondanks de vele studies die er blijkbaar al waren gebeurd.

Titelblad van de publicatie 'Traité complet de la fabrication des bières et de la distillation des grains', 1851, onbekend.

Traditionele bieren uit de regio Vlaams-Brabant

De bieren die Lacambre in kaart brengt, zijn streekgebonden en een groot deel van de opgenomen biersoorten komt uit de regio Brabant. Elk dorp en stad heeft zijn eigen soort bier en de variëteit in bieren is daarom zeer groot. Vaak verschillen ze in details en kunnen ze in categorieën en types worden ondergebracht maar allemaal zijn het bieren van hoge of spontane gisting.

Het bier van Leuven en omgeving overtreft bovendien volgens de auteur de andere op het vlak van bekendheid. Dat is niet verwonderlijk, want onder invloed van Oostenrijkse economische politiek ontpopte de stad zich in de achttiende eeuw tot bierstad.

De brouwers in de regio staan bekend voor het Leuvens, een sterk wit tarwebier, en de peeterman, een amberkleurig tarwerbier, sterker dan Leuvens. Ook het dubbel en enkel gerstebier genieten een goede reputatie.

Krat met grote bierflessen van diverse brouwerijen, 1901 - 1950, Fruitstreekmuseum.

Bekende en minder bekende bieren

Lambiek en faro vindt de Fransman evenzeer de moeite. Deze bieren op basis van gerst en tarwe brouwen en drinken mensen in en rond Brussel. Door kersen toe te voegen aan het houten vat waarin de lambiek gist, maken de brouwers ook de kriek of kriekenlambiek. Lambiek gecombineerd met andere bieren, zoals het maartsbier, levert dan weer faro op. 

Diest staat vermeld met het dubbel en enkel Diests bier en ook het gildenbier komt in de studie voor. Dat wordt geproduceerd voor de lokale gildenfeesten.

Het Hoegaards bier was volgends Lacambre amper bekend buiten die regio en niet zo belangrijk. Maar omdat het zo lekker fris was tijdens de zomer en een heel eigen bereidingswijze had, nam hij het toch op in zijn overzicht.

Gravure van een café-scène, 1839, Museum van de Belgische Brouwers.

Artisanaal brouwproces

Elk dorp en stad heeft zijn bier, dat vooral lokaal wordt geconsumeerd. Een van de belangrijkste redenen hiervoor is de beperkte houdbaarheid van het product.

Door een gebrek aan gespecialiseerd brouwonderwijs in combinatie met weinig kapitaal, en veel argwaan ten opzichte van vernieuwing, gaan de meeste brouwers tot ver in de negentiende eeuw nog artisanaal te werk. Dit terwijl ondernemers in andere sectoren al vroeg de industrialisering omarmen. 

Mouten en brouwen gebeurt dus nog grotendeels op basis van de seizoenen, spierkracht en empirische kennis. Het ontbreekt de brouwers aan wetenschappelijk inzicht in het productieproces. Het gevolg van deze artisanale werkwijze is de beperkte houdbaarheid van het bier. Leuvens witbier blijft bijvoorbeeld maar vijftien dagen tot drie weken goed in de zomer en één maand tot vijf weken in de winter.

Brouwerij Theunissen in Linkebeek, 1907 - 1930, Linkebeeks Archief.

Lokale distributie en consumptie

Andere belangrijke verklaringen voor het lokale karakter zijn het ontbreken van het vrije verkeer van goederen tot 1860 en het primitieve verkeersnetwerk.

Dat betekent natuurlijk niet dat er geen uitvoer is buiten de eigen regio. Zo heeft het Diests bier een goede reputatie buiten de grenzen van de eigen regio en in Brussel drinken ze zeker ook graag de Leuvense peeterman. 

Bier wordt voornamelijk in cafés gedronken en heel wat brouwers bezitten zelf drankgelegenheden. Dat maakt het gemakkelijk om ervoor te zorgen dat het bier wordt geconsumeerd.

In andere gevallen treden ze op als hoofdhuurder en verhuren ze een pand op voorwaarden dat er een drankgelegenheid wordt uitgebaat.

Kan, 1767-1836, Museum van de Belgische Brouwers.

Terug naar boven