Amerikaanse film onder toezicht van de afdeling Public Relations van de Ford Motor Company in Nederlandse (voice-over) productie, over een jongen (14-15jaar), die vanuit New York City naar het Amerikaanse platteland trekt om er over de zomer de boerenstiel te leren op een grote boerderij van de familie Blaisely. Al doende leert hij zo het harde werk. De Amerikaanse boer wordt in deze film als een modern voorbeeld gesteld, die alles kan, van het maken en opknappen van werktuigen, klussen, tot de eigen boekhouding.

Na een treinreis komt hij aan bij de familie, waar hij ook zal verblijven. Na een stevige maaltijd en een lange eerste dag kijkt hij nog even televisie, maar gaat dan slapen. Hij helpt bij het herstellen (lassen) van werktuigen zoals ploegen, maaimachinemessen slijpe of bij het bouwen van een schuur. Voor de eerste keer rijdt hij met een tractor. Een boer moet alles kunnen en moet ook alles van biologie kennen over kruisingsleer, grondbemesting tot onkruidbestrijding. De machines betekenen voor boer Baisley een enorme voortuigang. Het oogsten en balen van graan gaat nu met tractors en graandorsers, waardoor hij veel minder mankracht nodig heeft. Baisley was niet gerust in het weer, en ging tot in het donker door met oogsten. 's Ochtends kwam een buurman helpen om al het graan binnen te hebben vooraleer het slechte weer zou losbarsten. Wanneer het onweer losbarste, worden de machines afgedekt en binnen gereden.

's zaterdags gaat de familie winkelen met de wagen in de kleine stad. De jongens gaan er naar de kapper. 's Avonds gaan ze samen naar de kermis, met een afsluitend vuurwerk. 

Op het einde van de zomer keert de jongen terug naar New York City per trein en mijmert hij over de landbouw en zijn eigen toekomst als landbouwer.